Angstige gevoelens liggen vaak ten grondslag aan eerdere gebeurtenissen, waarbij je een probleem hebt ervaren. Je kunt het vaak leertheoretisch verklaren (operante conditionering). Ook dwanggedachten zijn leertheoretisch te verklaren. Ook wordt bij OCS vanuit biologische hoek een ontregeling van bepaalde neurotransmittersystemen verondersteld.

GAS-patiënten gebruiken piekeren (piekerstoornis) als een copingstrategie.

 

Gedragspatronen die angst kunnen versterken:

  • het onderdrukken van de angst
  • het vermijden van de angst
  • blijven piekeren

Lichamelijke verschijnselen bij een paniekstoornis:

  • benauwdheid, hartkloppingen, zweten e.d.

Gedrag bij een paniekstoornis:

  • soms vermijding van specifieke situaties

Psychisch bij een paniekstoornis:

  • paniekerig, angst voor paniekaanval, angst om dood te gaan, ziek of gek te worden

Lichamelijke verschijnselen bij een gegeneraliseerde angststoornis:

  • benauwdheid, hartkloppingen, zweten e.d.

Gedrag bij een gegeneraliseerde angststoornis:

  • vermijding niet geboden aan specifieke situaties

Psychisch bij een gegeneraliseerde angststoornis:

  • snel angstig, piekeren over alledaagse zaken

Bij specifieke fobieën heeft medicatie weinig nut. Er wordt gebruik gemaakt van exposure of expusure in vivo. Soms is het aanleren van sociale vaardigheden zinvol. Bij bijvoorbeeld plankenkoorts worden wel betablokkers gegeven.


Bij een paniekstoornis wordt vaak exposure in vivo gebruikt als behandeling wanneer agorafobie ook voorkomt. Ook cognitieve gedragstherapie wordt toegepast. Sommige mensen met paniekaanvallen hebben baat bij benzodiazepinen en antidepressiva. Wel vallen na beëindiging van de medicinale behandeling een groot deel van de patiënten terug.


GAS-patiënten hebben baat bij relaxatietherapie, maar vaak ook benzodiazepinen. Ook cognitieve gedragstherapie helpt. Vaak wordt ook metacognitieve therapie toegepast.


De behandeling van OCS bestaat voornamelijk uit exposure in vivo met responspreventie. Hier kan ook cognitieve gedragstherapie aan worden toegevoegd. Ook antidepressiva kan helpen.

Bij een fobie is na exposure therapie de kans klein op een terugval. Dat is groot wanneer er antidepressiva of benzodiazepinen worden gebruikt.

Bij een paniekstoornis zijn de resultaten na een adequate behandeling goed. De kans op een terugval is het grootst bij medicinale behandeling.

Bij een gegeneraliseerde angststoornis zijn de resultaten minder dan bij andere angststoornissen. Het is vaak chronisch, waarbij de symptomen in ernst op en neer kunnen gaan.

Ondanks gerichte behandeling bij OCS blijven patiënten vaak klachten houden. De kans op volledig herstel is het kleinst bij ernstige en langdurige klachten.

Een onredelijke, hevige angst voor een bepaalde situatie of een bepaald object. Hierdoor wordt het normale functioneren ernstig belemmerd

Uitzonderlijke, irrationele angst, die plotseling tot uiting komt. Paniekaanvallen zijn vaak kort van aard. Vaak gaan ze gepaard met allerlei lichamelijke symptomen, zoals kortademigheid, beklemmend gevoel op de borst en trillen. Een paniekstoornis kan gepaard gaan met agorafobie: een sterke angst voor plaatsen of situaties waar, in geval van nood, ontsnappen moeilijk is of hulp niet snel voor handen is.

Steeds terugkerende storende ideeën of voorstellingen (obsessies).

  • Visit H5P.org to check out more cool content.